woensdag 12 september 2018
Naar aanleiding van mijn vorige column kreeg ik de opmerking dat ik wel heel makkelijk doe over de vluchtelingen die naar Europa komen, puur om er economisch beter van te worden. Eerlijk gezegd doe ik daar makkelijk noch moeilijk over. Ik accepteer gewoon dat dit zo is en ook altijd in meer of mindere mate zal voorkomen, afhankelijk van wat er in de wereld plaatsvindt en welke reismogelijkheden er zijn.
Begin jaren negentig woonde ik in Zambia met mijn toenmalige vrouw die voor de UNHCR werkte, de vluchtelingenorganisatie van de VN[1]. In die tijd was er een forse burgeroorlog gaande in Angola[2], waardoor er honderdduizenden vluchtelingen in de regio waren, veelal in Noordwest Zambia. Voor alle duidelijkheid, er werden altijd al ver- en veruit de meeste vluchtelingen in de regio opgevangen en dat geldt ook nu nog steeds[3]. UNHCR zorgde voor opvang door onderdak te bieden, zaaigoed en voedselhulp voor een jaar. In principe kon zo iedereen na een jaar voor zichzelf zorgen. De mensen mochten formeel niet werken in Zambia, dat zou de fragiele arbeidsmarkt daar compleet verstoren. Om bij een luchtaanval op het vluchtelingenkamp niet al te veel slachtoffers te krijgen, werden de mensen in groepen ver van elkaar gehuisvest.
Het kamp waar mijn toenmalige vrouw verantwoordelijk voor was had een oppervlak van de provincies Utrecht en Gelderland samen. Er woonden dus plukjes mensen echt ver van elkaar. Eens vroeg ze of ik een globaal overzicht wilde maken van de woonsituatie van de verschillende groepen daar. Dat leverde prachtige reizen op met een (toen) Zaïrese chauffeur naar plekken waar duidelijk nog nooit een witte was gekomen. Kinderen die enthousiast aan kwamen hollen als ze onze Landcruiser hoorden aankomen holden van angst nog harder gillend weg als ze mij zagen uitstappen.
Voor de plekken dichterbij ging ik te voet en zo ontmoette ik een Angolese jongen die mij naar binnen wenkte. We praatten een poos in zo’n hutje waarin iedereen woonde, een klein rond lemen huisje met een grasdak en de ene helft ervan leefruimte de ander slaapruimte[4]. De jongen vertelt me dat hij automonteur is en graag weer een eigen bedrijf wil opbouwen, maar dat kan nu helemaal niet. Hij mag dus niet werken en moet noodgedwongen aan subsistence farming[5] doen. Meer mag en kan hij hier niet.
Opeens zie ik mezelf in zijn plaats zitten en besef ik wat een mazzel ik heb dat ik toevallig in Nederland ben geboren. Ik kan in Zambia gaan werken als dat beter uitkomt, terwijl ik het al zo goed heb. Hij heeft het heel slecht en mag zich officieel niet ergens anders vestigen om dat te verbeteren. Is dat nou echt eerlijk en vooral: is dat houdbaar? Zullen grote groepen mensen zich echt alles laten ontzeggen zodat wij in het Westen kunnen houden en zelfs uitbouwen wat we nu hebben?
Ik betwijfel dat en begrijp daarom best dat arme mensen het ergens anders beter willen krijgen, ook al mag dat officieel niet. Voorlopig zullen er nog grotere groepen vluchtelingen komen[6] en je hebt kans dat ze ook niet zo vriendelijk zullen blijven als wij de welvaart op aarde niet beter verdelen. Dat kun je niet zomaar ongereguleerd zijn gang laten gaan. Om dus nu heel erg tegen vluchtelingen te zijn en daarom zelfs uit de EU te willen stappen lijkt mij het meest onverstandige wat je kunt doen. Je zult hier juist als Europa veel meer in moeten samenwerken ter verdediging van onze welvaart, maar zeker ook voor een betere verdeling ervan.
[1] http://www.unhcr.org/about-us.html
[2] https://www.sahistory.org.za/article/angolan-civil-war-1975-2002-brief-history
[3] https://www.vluchteling.nl/nieuws/2017/5/grootste-deel-van-alle-vluchtelingen-wereldwijd-in-de-regio-opgevangen
[4] https://www.alamy.com/stock-photo-traditional-mud-huts-in-kawaza-village-south-luangwa-valley-zambia-9490050.html
[5] https://www.africadevelopmentpromise.org/blog/what-is-subsistence-farming
Geef een reactie