woensdag 25 april 2018

In een eerdere column roep ik op tot een zetje voor de democratie. Maar gaat het nou zo goed met onze democratie? De gewone mens heeft bijna geen vertrouwen meer in de politiek hoor je vaak en er heerst een enorme kloof tussen politici en de gewone burger. Eigenlijk is dat gek, want politici zijn nog nooit zo gemakkelijk te benaderen geweest en het is ook niet iets wat ik herken van mijn eigen politieke functioneren.

Nou wil ik niet de slager zijn die zijn eigen vlees keurt en het ook niet afdoen met de woorden van Churchill die in het Britse Lagerhuis verklaarde: “…Indeed, it has been said that democracy is the worst form of government except all those other forms that have been tried from time to time.”[1] Het kan daarom geen kwaad om bovengenoemde zorgen eens te vergelijken met de wat meer afstandelijke CBS-gegevens.

In een goed overzicht[2] van hen valt vooral op dat een minderheid van de mensen vertrouwen heeft in het Europees Parlement, maar een meerderheid wel nog steeds vertrouwen heeft in politiek, bestuur, politie en rechterlijke macht. Het rapportcijfer voor deze maatschappelijke sectoren is wel vaak een onvoldoende. Blijkbaar hebben de mensen die geen vertrouwen meer hebben in deze groepen, dan ook helemaal geen vertrouwen meer. De boze burger worden ze ook wel genoemd. De meerderheid is dus nog wel positief, maar dan hooguit gematigd.

Volgens politicoloog en publicist Tom van der Meer moeten we de representatieve democratie zien als een systeem van georganiseerd wantrouwen. Het is daarom goed voor de democratie wanneer burgers vertrouwen in de werking van het systeem koppelen aan scepsis over de machthebbers. De veel beklaagde vertrouwenscrisis bestaat volgens Van der Meer dan ook niet. Hij staaft dit met veel cijfers in zijn boek.[3]

Onderzoeken naar het Nederlandse vertrouwen in de politiek laten steevast een hoge tevredenheid met het democratisch stelsel zien. Ook stijgt de tevredenheid over het functioneren van de democratie structureel. Maar met het vertrouwen in de regering en/of parlement, in de politici zelf, is het anders gesteld. Daar is dan wel geen structurele daling, maar wel grote schommelingen in dat vertrouwen.

Het zijn de politici zelf die zich een spiegel moeten voorhouden. Er is geen sprake van een crisis van de democratie zelf, maar veel meer van een crisis van de gevestigde politieke partijen. Zij blijken niet goed bij machte bij te sturen, ondanks incidentele successen die er nog wel zijn zoals nu wat met de groei van GroenLinks.

Dit lijkt me wel iets om je zorgen over te maken. Met steeds weer nieuwe partijen hou je haast geen continuïteit in het bestuur van een land en dat is ook iets wat een democratie nodig heeft.


[1] In een toespraak in het House of Commons op 11 november 1947

[2] http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80518ned&LA=NL

[3] http://www.unieboekspectrum.nl/boek/9789000352746/Niet-de-kiezer-is-gek/

Deel deze column