woensdag 25 maart 2020

Ik vind het bijna ondoenlijk om nu een gewone column te schrijven, want wat is er nu eigenlijk meer te melden dan de ontwikkeling van de corona-epidimie. De wereld kan wel even zonder mijn grote inzichten, vandaar maar een verhaal haast uit de categorie ‘opa vertelt’. Wie weet herkent u er wat in als lezer en anders is het leuk om de verschillen met nu te beseffen.

Ergens in het najaar van 1965 kijk ik vanuit de woonkamer bij Pake (mijn opa) op de Kamp in Berlikum[1] (Friesland) uit het linker van de twee ramen naar links over de velden. Samen met mijn oudste broer ben ik een uurtje geleden aangekomen. Onze vader heeft ons bij station Ede-Wageningen op de trein gezet naar Utrecht, waar we overstappen op de trein naar Leeuwarden. Daar hebben we de bus genomen naar hier.
Mijn broer is al twaalf jaar oud, ik ben net acht. Niemand zou nu waarschijnlijk zulke kleine kereltjes zo’n eind alleen laten reizen, maar gelukkig gebeurde dat toen wel. Ik weet nog hoe stoer ik het vond van mijn broer dat hij op dat grote station in Utrecht[2] precies wist waar we moesten zijn. Door een slechte aansluiting misten we helaas de doorgaande trein, dus het overstappen in Amersfoort (oké, gewoon het perron oversteken) moeten we ook nog gedaan hebben.

Uit het raam kijkend zie ik het lokaaltreintje naar Mooie Paal rijden, een vrij kleine, hoekige locomotief[3] met twee wagonnetjes erachter. Langzaam tuft het voorbij. Dit blijft niet altijd zo, schiet het opeens door me heen. In één klap besef ik dat de wereld inderdaad niet altijd hetzelfde blijft, maar steeds verandert zodat alles wat ik nu meemaak ooit verdwenen is. Hoewel ik me dat toen niet realiseerde, was met dit besef mijn alleen maar kind zijn in feite voorbij.

Achteraf opvallend dat dit niet eerder bij me gebeurd is, door een gebeurtenis die groots het wereldnieuws haalde: de moord op president John F. Kennedy op 22 november 1963[4]. Hij is neergeschoten om half tien ’s avonds onze tijd en doodverklaard om tien uur. Rond die tijd kwamen er ook de eerste extra radio-uitzendingen in Nederland. Op de dag zelf moeten mijn ouders het gemist hebben. Mijn vader moest als politieman om zeven uur beginnen, dus ongetwijfeld lagen ze klokslag tien uur (acht uur slaap!) al op bed en hij zal het pas de volgende dag op het bureau gehoord hebben. Telefoon hadden we nog niet, dus toen mijn vader om kwart over drie ’s middags thuiskwam, hebben mijn ouders het er pas met elkaar over kunnen hebben.
Ze waren er duidelijk kapot van en ik zie ze nog verslagen zitten in de stoelen in de achterkamer, waar ik op de divan lag. Behalve dit beeld herinner ik me er verder niets meer van. Ze zullen me uitgelegd hebben wat er aan de hand was, maar vermoord, president, Verenigde Staten – nee, dat was nog te hoog gegrepen voor een zesjarige. Twee jaar maakt veel uit op die leeftijd.

Als je dit met de ogen van nu bekijkt is een van de grootste verschillen wellicht het toenmalige gebrek aan zelfstandige informatievoorziening voor de meeste mensen. Vandaar dat de eigen krant of omroep als autoriteit heilig was evenals de kerkelijke en gekozen leiders. Daar moest men het vooral van hebben, dus een heel menselijke reactie is dan ook om ze op een voetstuk te plaatsen. Precies wat je nu nog ziet in een grote crisis en daarmee geeft dit verhaal toch ook weer een beetje een actueel inzicht[5].

Het ga u en de uwen goed de komende tijd en ‘we’ll meet again’[6] hopen we toch maar!


[1]https://www.google.com/maps/place/De+Kamp+1,+9041+BH+Berlikum/

[2]https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_station_Utrecht_Centraal

[3]https://nvbsarchief.nl/toon.php?pag=Expo_20

[4]https://www.hln.be/video/56-jaar-geleden-werd-president-kennedy-doodgeschoten~p113605

[5]https://www.telegraaf.nl/watuzegt/827579137/rutte-als-staatsman

[6]https://www.youtube.com/watch?v=cHcunREYzNY

Deel deze column