woensdag 11 april 2018

Afgelopen zondag waren er verkiezingen in Hongarije. Aangezien mijn vrouw van oorsprong Hongaars is, volgen we dat natuurlijk met belangstelling. Echt vrolijk word je niet van de uitslag als je democraat bent en dat geldt eigenlijk wel voor de politieke situatie in heel veel van de voormalige Oostbloklanden. Het roept voor mijn vierde boek de vraag bij me op of het met de democratie in de wereld veel is opgeschoten in de zestig jaar dat ik nu leef.

Op 1 januari 1957 waren er volgens Wikipedia 92 onafhankelijke staten die door een ruime meerderheid van de overige staten erkend werden (inclusief Andorra). In 1957 kwamen hier Ghana en Malaya als onafhankelijke staten bij. De lijst van toen doorkijkend, zou ik er 31 als een democratie typeren, dat is een derde van de landen. Wellicht dat de machthebbers van sommige landen dit toen anders beoordeelden, bijvoorbeeld die van de Duitse Democratische Republiek, maar ondanks de naam weten we nu wel dat hier van een democratie geen sprake was.

In 2017 waren er volgens datzelfde Wikipedia 196 internationaal erkende onafhankelijke staten, inclusief Palestina, Vaticaanstad en Kosovo. Dit is ruim honderd meer dan in 1957. Veel koloniën zijn onafhankelijk geworden en er zijn ook wel wat opsplitsingen geweest, bijvoorbeeld in het voormalige Joegoslavië. Op de Democratie Index van het Britse weekblad (krant zeggen ze zelf) The Economist[1], wordt in vier categorieën de democratie beoordeeld van zo’n 160 landen totaal. De lijst wordt aangevoerd door Noorwegen, dat staat onbedreigd bovenaan met bijna een 9,9, gevolgd door IJsland en Zweden. Helemaal onderaan staat Noord-Korea met een 1,1.

Opmerkelijk genoeg is toch ook Nederland volgens die democratie-index onder het vorige kabinet een klein beetje minder democratisch geworden ten opzichte van de jaren ervoor. Op de lijst van de beste democratieën wereldwijd stond ons land op een twaalfde plaats met het cijfer 8,8.  Op de nieuwe index zijn we weer een plaatsje gestegen, met een bijna een 8,9. In 2006 toen de metingen begonnen stond Nederland nog met een ruime 9 in de top tien. De Verenigde Staten dook in 2016 onder de grens van het cijfer 8. Dat cijfer wordt door de onderzoekers beschouwd als de ondergrens van een stabiele, volledige democratie. De VS vallen nu (nog maar) in de op een na hoogste categorie, net als bijvoorbeeld Frankrijk.

Dezelfde criteria aanhoudend als ik voor de lijst uit 1957 hanteer kom ik op ruim 60 landen die ik toch wel een democratie wil noemen. Frankrijk of de VS zijn voor mij toch zeker nog wel een democratie. Polen, Hongarije of Turkije echter niet meer, aangezien maatschappelijke organisaties daar nu onderdrukt worden en de scheiding van besluitvormende, uitvoerende en controlerende macht onvoldoende gewaarborgd lijkt. Dit aantal van ruim 60 is net iets minder dan een derde van het totale aantal landen op de wereld.

Al met al moet je helaas constateren dat we procentueel niet veel zijn opgeschoten in zestig jaar. Dus de democratie kan toch inderdaad nog wel een zetje gebruiken.


[1] In de democratie-index worden landen via een vragenlijst met 60 vragen beoordeeld op het gebied van eerlijke verkiezingen, de mogelijkheid om deel te nemen aan het politieke proces, burgerlijke vrijheden en het functioneren van regeringen.

Zie http://pages.eiu.com/rs/753-RIQ-438/images/Democracy_Index_2017.pdf

 

Deel deze column